Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [14]Opdat gij het [15]pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar [16]gangen [17]ongestadig, [18][dat] gij het niet [19]merkt. 14. Dat is, opdat gij niet komt bij uzelven te overwegen of men met haar zou kunnen verkeren en evenwel den weg des levens behouden; zo weet dat hare gangen en manieren van doen zo ongestadig, veranderlijk en dwalende zijn in het aanleggen van alle listigheid om u te verleiden, dat gij het niet zult kunnen bemerken, en zult dienvolgens van haar in het net des verderfs gevangen worden. 15. Dat is, dat tot het ware leven leidt. Zie boven hfdst.2 vs.19. 16. Hebreeuws, sporen; dat is, hare woorden en werken. 17. Of, bewegen zich heen en weder, zijn weifelende; dat is dwalende, onzeker, met alle winden gedreven, nu tot deze dan tot die hangende, en dat om de mensen te verleiden. 18. Of, [dat] gij het niet gewaar wordt, of bevindt, te weten dat hare gangen van het pad des levens afdwalen en den mens naar den dood leiden. 19. Het Hebreeuwse woord is alzo dikwijls genomen. Zie Job 5:24.